verweren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verweer | verweerde | heb verweerd |
jij, je, u | verweert | verweerde | hebt verweerd |
hij, zij, het | verweert | verweerde | heeft verweerd |
wij | verweren | verweerden | hebben verweerd |
jullie | verweren | verweerden | hebben verweerd |
zij, ze | verweren | verweerden | hebben verweerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verweren with some of the pronouns.
- Ik verweer me tegen de beschuldigingen.
- Jij verweert je altijd goed in discussies.
- Hij/zij/het verweert zich fel tegen de aanvallen.
- Wij verweren ons tegen onrechtvaardigheid.
- Jullie verweren je standpunt met sterke argumenten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verweren with some of the pronouns.
- Ik verweerde me vaak als kind tegen pesterijen.
- Jij verweerde je moedig in een moeilijke situatie.
- Hij/zij/het verweerde zich op een indrukwekkende manier.
- Wij verweerden ons tegen de onrechtvaardige behandeling.
- Jullie verweerden je verbazingwekkend goed tijdens de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verweren with some of the pronouns.
- Ik heb me verweerd tegen de kritiek.
- Jij hebt je goed verweerd tijdens het debat.
- Hij/zij/het heeft zich dapper verweerd in de strijd.
- Wij hebben ons krachtig verweerd tegen de aanval.
- Jullie hebben je standpunt succesvol verweerd.