verzadigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verzadig | verzadigde | heb verzadigd |
jij, je, u | verzadigt | verzadigde | hebt verzadigd |
hij, zij, het | verzadigt | verzadigde | heeft verzadigd |
wij | verzadigen | verzadigden | hebben verzadigd |
jullie | verzadigen | verzadigden | hebben verzadigd |
zij, ze | verzadigen | verzadigden | hebben verzadigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verzadigen with some of the pronouns.
- Ik verzadig
- Jij verzadigt
- Hij/Zij/Het verzadigt
- Wij verzadigen
- Jullie verzadigen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verzadigen with some of the pronouns.
- Ik verzadigde
- Jij verzadigde
- Hij/Zij/Het verzadigde
- Wij verzadigden
- Jullie verzadigden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verzadigen with some of the pronouns.
- Ik heb verzadigd
- Jij hebt verzadigd
- Hij/Zij/Het heeft verzadigd
- Wij hebben verzadigd
- Jullie hebben verzadigd