oppikken

Conjugations List of Oppikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpik oppikte opheb opgepikt
jij, je, upikt oppikte ophebt opgepikt
hij, zij, hetpikt oppikte opheeft opgepikt
wijpikken oppikten ophebben opgepikt
julliepikken oppikten ophebben opgepikt
zij, zepikken oppikten ophebben opgepikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Oppikken with some of the pronouns.

  • Ik pik de signalen snel op.
  • Hij pikt de bal op en gooit hem terug.
  • Zij pikken de belangrijke informatie op tijdens de vergadering.
  • Wij pikken nieuwe woorden snel op als we een vreemde taal leren.
  • Jullie pikken de beste ideeën op en passen ze toe in jullie project.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Oppikken with some of the pronouns.

  • Ik pikte vroeger altijd appels op uit de boomgaard.
  • Hij pikte als kind al muzikale talenten op.
  • Zij pikten de subtiele nuances van de taal snel op.
  • Wij pikten altijd leuke souvenirs op tijdens onze reizen.
  • Jullie pikten de regels van het spel snel op en werden goede spelers.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Oppikken with some of the pronouns.

  • Ik heb de sleutels opgepikt voordat ik naar huis ging.
  • Hij heeft de fout in het systeem opgepikt en hersteld.
  • Zij hebben de nieuwe vaardigheden snel opgepikt tijdens de training.
  • Wij hebben de tips van de expert opgepikt en toegepast.
  • Jullie hebben de kennis uit het boek goed opgepikt.