opdrukken

Conjugations List of Opdrukken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdruk opdrukte opheb opgedrukt
jij, je, udrukt opdrukte ophebt opgedrukt
hij, zij, hetdrukt opdrukte opheeft opgedrukt
wijdrukken opdrukten ophebben opgedrukt
julliedrukken opdrukten ophebben opgedrukt
zij, zedrukken opdrukten ophebben opgedrukt

Presens

Example presens sentences for Opdrukken with some of the pronouns.

  • Ik druk mezelf dagelijks op.
  • Jij drukt je handen op de grond.
  • Hij drukt gewichten tijdens het opdrukken.
  • Zij drukken zichzelf op met gemak.
  • We drukken ons samen op in de sportschool.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Opdrukken with some of the pronouns.

  • Vroeger drukte ik mezelf elke ochtend op.
  • Toen ik jong was, drukte jij je handen altijd op de vloer.
  • Hij drukte zwaardere gewichten tijdens zijn vorige trainingen op.
  • Zij drukten zich regelmatig op voordat ze naar bed gingen.
  • We drukten ons elke dag op in de oude sportschool.

Perfectum

Example perfectum sentences for Opdrukken with some of the pronouns.

  • Ik heb mezelf gisteren opgedrukt.
  • Jij hebt je handen al vele malen opgedrukt.
  • Hij heeft al veel gewicht opgedrukt tijdens zijn training.
  • Zij hebben zich vaak opgedrukt zonder moeite.
  • We hebben samen veel opgedrukt in de afgelopen weken.