wegslepen

Conjugations List of Wegslepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksleep wegsleepte wegheb weggesleept
jij, je, usleept wegsleepte weghebt weggesleept
hij, zij, hetsleept wegsleepte wegheeft weggesleept
wijslepen wegsleepten weghebben weggesleept
jullieslepen wegsleepten weghebben weggesleept
zij, zeslepen wegsleepten weghebben weggesleept

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegslepen with some of the pronouns.

  • De gemeente sleept regelmatig foutgeparkeerde auto's weg.
  • Ik sleep mijn oude meubels weg naar het grofvuil.
  • Wegslepen gebeurt vaak bij verkeerd geparkeerde voertuigen.
  • De politie sleept illegaal geparkeerde fietsen weg.
  • Wanneer een voertuig de doorgang blokkeert, wordt het weggesleept.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegslepen with some of the pronouns.

  • Vroeger sleepte mijn vader altijd gestrande auto's weg met zijn sleepwagen.
  • Toen ik klein was, sleepten we kapotte speelgoedauto's weg naar de prullenbak.
  • Het bedrijf sleepte regelmatig vrachtwagens weg die in panne waren gevallen.
  • Tijdens de storm werden veel boten weggesleept om schade te voorkomen.
  • Iedere avond werd de parkeergarage leeggeruimd en werden de auto's weggesleept.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegslepen with some of the pronouns.

  • Gisteren hebben ze mijn auto weggesleept omdat ik op een invalidenparkeerplaats stond.
  • Hij heeft zijn boot laten wegslepen vanwege een motorprobleem.
  • We hebben de wrakken weggesleept om ruimte te maken voor nieuwe auto's.
  • De auto's zijn vorige week door de bergingsdienst weggesleept na het ongeval.
  • Ze heeft haar fiets laten weggeslepen omdat ze geen slot had.