uitstippelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stippel uit | stippelde uit | heb uitgestippeld |
jij, je, u | stippelt uit | stippelde uit | hebt uitgestippeld |
hij, zij, het | stippelt uit | stippelde uit | heeft uitgestippeld |
wij | stippelen uit | stippelden uit | hebben uitgestippeld |
jullie | stippelen uit | stippelden uit | hebben uitgestippeld |
zij, ze | stippelen uit | stippelden uit | hebben uitgestippeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitstippelen with some of the pronouns.
- Ik stippel een nieuwe route uit voor onze vakantie.
- Jij stippelt altijd de beste wandelpaden uit.
- Hij stippelt de strategie voor het bedrijf uit.
- Zij stippelen een plan uit om de projectdoelen te bereiken.
- Wij stippelen de route naar het concert uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitstippelen with some of the pronouns.
- Vroeger stippelde ik mijn reizen altijd met de hand uit.
- Toen we kinderen waren, stippelden we speurtochten uit in het park.
- Hij stippelde vroeger de routes voor de bezorging uit.
- Zij stippelden elke dag de agenda voor de vergaderingen uit.
- Wij stippelden vroeger de stadswandelingen uit voor onze toeristen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitstippelen with some of the pronouns.
- Ik heb de reis van tevoren uitgestippeld.
- Jij hebt de wandelroute al uitgestippeld?
- Hij heeft de ideale weg naar succes uitgestippeld.
- Zij hebben een gedetailleerd schema voor de presentatie uitgestippeld.
- Wij hebben de fietsroute zorgvuldig uitgestippeld.