zeuren

Conjugations List of Zeuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzeurzeurdeheb gezeurd
jij, je, uzeurtzeurdehebt gezeurd
hij, zij, hetzeurtzeurdeheeft gezeurd
wijzeurenzeurdenhebben gezeurd
julliezeurenzeurdenhebben gezeurd
zij, zezeurenzeurdenhebben gezeurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Zeuren with some of the pronouns.

  • Ik zeur vaak over het weer.
  • Hij zeurt altijd over kleine dingen.
  • Zij zeurt nooit over haar werk.
  • We zeuren te veel over onbelangrijke zaken.
  • Jullie zeuren constant over eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zeuren with some of the pronouns.

  • Vroeger zeurde ik altijd over huiswerk.
  • Toen hij jonger was, zeurde hij voortdurend over bedtijd.
  • In die tijd zeurden zij regelmatig over hun buren.
  • We zeurden elke dag over het gebrek aan parkeerplaatsen.
  • Jullie zeurden vaak over de hoge prijzen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zeuren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gezeurd over de slechte service.
  • Hij heeft vorige week veel gezeurd over zijn salaris.
  • Zij heeft al maandenlang gezeurd over een nieuwe auto.
  • We hebben lang genoeg gezeurd, laten we actie ondernemen.
  • Jullie hebben te veel gezeurd over het gebrek aan wifi.