verpakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verpak | verpakte | heb verpakt |
jij, je, u | verpakt | verpakte | hebt verpakt |
hij, zij, het | verpakt | verpakte | heeft verpakt |
wij | verpakken | verpakten | hebben verpakt |
jullie | verpakken | verpakten | hebben verpakt |
zij, ze | verpakken | verpakten | hebben verpakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verpakken with some of the pronouns.
- Ik verpak de cadeautjes voor het feest.
- Jij verpakt de producten in dozen.
- Hij verpakt de bloemen in papier.
- Wij verpakken de boeken in plastic folie.
- Zij verpakken de voedingsmiddelen in zakken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verpakken with some of the pronouns.
- Ik verpakte de cadeautjes voor het feest.
- Jij verpakte de producten in dozen.
- Hij verpakte de bloemen in papier.
- Wij verpakten de boeken in plastic folie.
- Zij verpakten de voedingsmiddelen in zakken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verpakken with some of the pronouns.
- Ik heb de cadeautjes verpakt voor het feest.
- Jij hebt de producten in dozen verpakt.
- Hij heeft de bloemen in papier verpakt.
- Wij hebben de boeken in plastic folie verpakt.
- Zij hebben de voedingsmiddelen in zakken verpakt.