slaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | slaak | slaakte | heb geslaakt |
jij, je, u | slaakt | slaakte | hebt geslaakt |
hij, zij, het | slaakt | slaakte | heeft geslaakt |
wij | slaken | slaakten | hebben geslaakt |
jullie | slaken | slaakten | hebben geslaakt |
zij, ze | slaken | slaakten | hebben geslaakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Slaken with some of the pronouns.
- Ik slaak een zucht van opluchting.
- Jij slaakt een kreet van pijn.
- Hij slaakt een diepe zucht.
- Zij slaakt een kreet van vreugde.
- Wij slaken een zucht van verbazing.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Slaken with some of the pronouns.
- Ik slaakte regelmatig zuchten van ongeduld.
- Jij slaakte vaak kreten van opwinding.
- Hij slaakte een diepe zucht van teleurstelling.
- Zij slaakte regelmatig kreten van verbazing.
- Wij slaakten uitroepen van vreugde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Slaken with some of the pronouns.
- Ik heb een zucht van frustratie geslaakt.
- Jij hebt een kreun van vermoeidheid geslaakt.
- Hij heeft een kreet van angst geslaakt.
- Zij heeft een zucht van tevredenheid geslaakt.
- Wij hebben een kreet van verrassing geslaakt.