aanleggen

Conjugations List of Aanleggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleg aanlegde aanheb aangelegd
jij, je, ulegt aanlegde aanhebt aangelegd
hij, zij, hetlegt aanlegde aanheeft aangelegd
wijleggen aanlegden aanhebben aangelegd
jullieleggen aanlegden aanhebben aangelegd
zij, zeleggen aanlegden aanhebben aangelegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanleggen with some of the pronouns.

  • Hij legt een nieuwe tuin aan.
  • Zij leggen een weg aan in de stad.
  • De aannemer legt de fundering aan voor het nieuwe gebouw.
  • Wij leggen een waterleiding aan in de keuken.
  • De gemeente legt een park aan naast de school.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanleggen with some of the pronouns.

  • Hij legde een nieuwe tuin aan.
  • Zij legden een weg aan in de stad.
  • De aannemer legde de fundering aan voor het nieuwe gebouw.
  • Wij legden een waterleiding aan in de keuken.
  • De gemeente legde een park aan naast de school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanleggen with some of the pronouns.

  • Hij heeft een nieuwe tuin aangelegd.
  • Zij hebben een weg aangelegd in de stad.
  • De aannemer heeft de fundering aangelegd voor het nieuwe gebouw.
  • Wij hebben een waterleiding aangelegd in de keuken.
  • De gemeente heeft een park aangelegd naast de school.