samenwerken

Conjugations List of Samenwerken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerk samenwerkte samenheb samengewerkt
jij, je, uwerkt samenwerkte samenhebt samengewerkt
hij, zij, hetwerkt samenwerkte samenheeft samengewerkt
wijwerken samenwerkten samenhebben samengewerkt
julliewerken samenwerkten samenhebben samengewerkt
zij, zewerken samenwerkten samenhebben samengewerkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Samenwerken with some of the pronouns.

  • We werken samen aan dit project.
  • Ik werk graag samen met mijn collega's.
  • Jullie werken goed samen als team.
  • De bedrijven werken samen aan duurzame oplossingen.
  • Hij werkt al jarenlang samen met dezelfde partner.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Samenwerken with some of the pronouns.

  • Vroeger werkten we altijd samen aan schoolprojecten.
  • Toen ik jong was, werkte ik regelmatig samen met mijn broers en zussen.
  • Jullie werkten hard samen om het doel te bereiken.
  • De bedrijven werkten vroeger nauw samen voor wederzijds voordeel.
  • Hij werkte langdurig samen met zijn mentor.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Samenwerken with some of the pronouns.

  • We hebben samengewerkt aan dit project.
  • Ik heb met veel mensen samengewerkt in mijn carrière.
  • Jullie zijn goed samengewerkt als een hecht team.
  • De bedrijven hebben succesvol samenwerkingen gehad in het verleden.
  • Hij heeft vaak samengewerkt met verschillende experts.