twijfelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | twijfel | twijfelde | heb getwijfeld |
jij, je, u | twijfelt | twijfelde | hebt getwijfeld |
hij, zij, het | twijfelt | twijfelde | heeft getwijfeld |
wij | twijfelen | twijfelden | hebben getwijfeld |
jullie | twijfelen | twijfelden | hebben getwijfeld |
zij, ze | twijfelen | twijfelden | hebben getwijfeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Twijfelen with some of the pronouns.
- Ik twijfel of ik naar het feest zal gaan.
- Jij twijfelt vaak over je beslissingen.
- Hij twijfelt aan de betrouwbaarheid van de bron.
- Wij twijfelen niet aan zijn capaciteiten.
- Zij twijfelen of ze de juiste keuze hebben gemaakt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Twijfelen with some of the pronouns.
- Ik twijfelde vroeger veel over mijn talenten.
- Jij twijfelde regelmatig aan je eigen kunnen.
- Hij twijfelde of hij de juiste carrièrekeuze had gemaakt.
- Wij twijfelden lang voordat we een definitieve beslissing namen.
- Zij twijfelden toen ze werden geconfronteerd met de moeilijkheden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Twijfelen with some of the pronouns.
- Ik heb getwijfeld, maar uiteindelijk de sprong gewaagd.
- Jij hebt altijd getwijfeld over zijn bedoelingen.
- Hij heeft nooit aan zichzelf getwijfeld.
- Wij hebben veel getwijfeld voordat we de knoop doorhakten.
- Zij hebben spijt dat ze niet meer hebben getwijfeld.