moeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | moei | moeide | heb gemoeid |
jij, je, u | moeit | moeide | hebt gemoeid |
hij, zij, het | moeit | moeide | heeft gemoeid |
wij | moeien | moeiden | hebben gemoeid |
jullie | moeien | moeiden | hebben gemoeid |
zij, ze | moeien | moeiden | hebben gemoeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Moeien with some of the pronouns.
- Ik moei me met jouw zaken.
- Jij bemoeit je altijd met alles.
- Hij/zij/het moeit zich niet graag met anderen.
- Wij bemoeien ons niet met politiek.
- Jullie moeien je te veel met mijn relatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Moeien with some of the pronouns.
- Ik moeide me nooit met hun ruzies.
- Jij bemoeide je altijd met mijn beslissingen.
- Hij/zij/het moeide zich zelden met andermans problemen.
- Wij bemoeiden ons vroeger meer met onze buren.
- Jullie moeiden je destijds ook met die kwestie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Moeien with some of the pronouns.
- Ik heb me met die kwestie bemoeid.
- Jij bent je vorige week met die discussie gaan bemoeien.
- Hij/zij/het is zich niet met de situatie gaan bemoeien.
- Wij hebben ons met dat project bemoeid.
- Jullie zijn je te laat met die zaak gaan bemoeien.