wuiven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wuif | wuifde | heb gewuifd |
jij, je, u | wuift | wuifde | hebt gewuifd |
hij, zij, het | wuift | wuifde | heeft gewuifd |
wij | wuiven | wuifden | hebben gewuifd |
jullie | wuiven | wuifden | hebben gewuifd |
zij, ze | wuiven | wuifden | hebben gewuifd |
PresensBeta
Example presens sentences for Wuiven with some of the pronouns.
- Ik wuif naar mijn vrienden.
- Jij wuift altijd zo enthousiast.
- Hij/zij wuift naar de buschauffeur.
- Wij wuiven naar de passerende boten.
- Jullie wuiven naar de toeschouwers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wuiven with some of the pronouns.
- Vroeger wuifde ik altijd naar de buren.
- Toen ik jong was, wuifden we vaak naar de treinen.
- Hij/zij wuifde gisteren naar me vanuit het raam.
- Wij wuifden vrolijk naar de spelende kinderen.
- Jullie wuifden snel afscheid bij het vertrek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wuiven with some of the pronouns.
- Ik heb naar je gewuifd toen je voorbijliep.
- Jij bent vergeten terug te wuiven.
- Hij/zij is druk bezig geweest met wuiven.
- Wij hebben naar de vogels gewuifd.
- Jullie zijn al lang aan het wuiven geweest.