aantreffen

Conjugations List of Aantreffen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktref aantrof aanheb aangetroffen
jij, je, utreft aantrof aanhebt aangetroffen
hij, zij, hettreft aantrof aanheeft aangetroffen
wijtreffen aantroffen aanhebben aangetroffen
jullietreffen aantroffen aanhebben aangetroffen
zij, zetreffen aantroffen aanhebben aangetroffen

Presens
Beta

Example presens sentences for Aantreffen with some of the pronouns.

  • Ik tref vaak interessante boeken aan in de bibliotheek.
  • De politie treft regelmatig drugs aan tijdens invallen.
  • We treffen elkaar elke week in het park.
  • Mijn moeder treft altijd voorbereidingen voordat we op vakantie gaan.
  • De hovenier treft verschillende soorten bloemen aan in de tuin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aantreffen with some of the pronouns.

  • Toen ik thuis kwam, trof ik mijn vriend aan terwijl hij aan het koken was.
  • Vroeger troffen we altijd veel sneeuw aan in de winters.
  • Als kind trof ik regelmatig verborgen schatten aan in de achtertuin.
  • Tijdens de renovatiewerkzaamheden troffen ze oude muurschilderingen aan.
  • Toen ik op vakantie was, trof ik een oude schoolvriend aan op het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aantreffen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een oud schilderij aangetroffen op zolder.
  • De recherche heeft belangrijke bewijsstukken aangetroffen bij de verdachte.
  • We zijn verrast door de onverwachte gast die we vanavond hebben aangetroffen.
  • Hij heeft nog nooit zo'n prachtig uitzicht aangetroffen tijdens zijn reizen.
  • Het museum heeft zeldzame artefacten uit de oudheid aangetroffen bij opgravingen.