ontwijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontwijk | ontweek | heb ontweken |
jij, je, u | ontwijkt | ontweek | hebt ontweken |
hij, zij, het | ontwijkt | ontweek | heeft ontweken |
wij | ontwijken | ontweken | hebben ontweken |
jullie | ontwijken | ontweken | hebben ontweken |
zij, ze | ontwijken | ontweken | hebben ontweken |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontwijken with some of the pronouns.
- Ik ontwijk de obstakels op mijn pad.
- Jij ontwijkt altijd moeilijke vragen.
- Hij ontwijkt verantwoordelijkheid.
- Zij ontwijkt confrontaties met haar collega's.
- Wij ontwijken het gevaarlijke gebied.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontwijken with some of the pronouns.
- Ik ontweek de obstakels op mijn pad.
- Jij ontweek altijd moeilijke vragen.
- Hij ontweek verantwoordelijkheid.
- Zij ontweek confrontaties met haar collega's.
- Wij ontweken het gevaarlijke gebied.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontwijken with some of the pronouns.
- Ik heb de obstakels op mijn pad ontweken.
- Jij bent altijd moeilijke vragen ontweken.
- Hij heeft verantwoordelijkheid ontweken.
- Zij heeft confrontaties met haar collega's ontweken.
- Wij hebben het gevaarlijke gebied ontweken.