maken

Conjugations List of Maken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaakmaakteheb gemaakt
jij, je, umaaktmaaktehebt gemaakt
hij, zij, hetmaaktmaakteheeft gemaakt
wijmakenmaaktenhebben gemaakt
julliemakenmaaktenhebben gemaakt
zij, zemakenmaaktenhebben gemaakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Maken with some of the pronouns.

  • Ik maak een taart voor mijn verjaardag.
  • Hij maakt altijd zijn huiswerk voordat hij gaat spelen.
  • Zij maken samen een plan voor het weekend.
  • We maken een wandeling in het park.
  • Jullie maken veel lawaai tijdens het feest.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Maken with some of the pronouns.

  • Vroeger maakte ik mijn eigen kleding.
  • Hij maakte altijd grapjes tijdens de les.
  • Zij maakten een fout in de berekening.
  • We maakten vaak lange wandelingen in het bos.
  • Jullie maakten veel plezier tijdens de vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Maken with some of the pronouns.

  • Ik heb een schilderij gemaakt als cadeau.
  • Hij heeft zijn boekverslag al gemaakt.
  • Zij hebben een heerlijke maaltijd gemaakt.
  • We hebben een reis naar Frankrijk gemaakt.
  • Jullie hebben veel progressie gemaakt met jullie project.