leuteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leuter | leuterde | heb geleuterd |
jij, je, u | leutert | leuterde | hebt geleuterd |
hij, zij, het | leutert | leuterde | heeft geleuterd |
wij | leuteren | leuterden | hebben geleuterd |
jullie | leuteren | leuterden | hebben geleuterd |
zij, ze | leuteren | leuterden | hebben geleuterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Leuteren with some of the pronouns.
- Ik leuter over mijn favoriete boek.
- Jij leutert altijd over onbelangrijke zaken.
- Hij leutert graag met zijn vrienden.
- Zij leuteren over politiek en maatschappij.
- Wij leuteren tijdens de lunchpauze.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leuteren with some of the pronouns.
- Vroeger leuterde ik vaak met mijn broers en zussen.
- Toen ik jonger was, leuterde ik over van alles en nog wat.
- Hij leuterde urenlang tijdens de vergadering.
- Zij leuterden over hun vakantieavonturen.
- Wij leuterden gezellig in het café.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leuteren with some of the pronouns.
- Ik heb geleuterd over mijn vakantieplannen.
- Jij bent altijd blijven leuteren over die mislukte presentatie.
- Hij heeft vorige week veel geleuterd over zijn nieuwe auto.
- Zij hebben langdurig geleuterd over de oplossing van het probleem.
- Wij zijn gisteren uitgeleuterd over het project.