afkeuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | keur af | keurde af | heb afgekeurd |
jij, je, u | keurt af | keurde af | hebt afgekeurd |
hij, zij, het | keurt af | keurde af | heeft afgekeurd |
wij | keuren af | keurden af | hebben afgekeurd |
jullie | keuren af | keurden af | hebben afgekeurd |
zij, ze | keuren af | keurden af | hebben afgekeurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afkeuren with some of the pronouns.
- Ik keur zijn gedrag af.
- Jij keurt deze beslissing af.
- Hij keurt mijn plan af.
- Zij keurt hun voorstel af.
- Wij keuren de nieuwe regel af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afkeuren with some of the pronouns.
- Ik keurde zijn gedrag af.
- Jij keurde deze beslissing af.
- Hij keurde mijn plan af.
- Zij keurden hun voorstel af.
- Wij keurden de nieuwe regel af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afkeuren with some of the pronouns.
- Ik heb zijn gedrag afgekeurd.
- Jij hebt deze beslissing afgekeurd.
- Hij heeft mijn plan afgekeurd.
- Zij hebben hun voorstel afgekeurd.
- Wij hebben de nieuwe regel afgekeurd.