vermijden

Conjugations List of Vermijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvermijdvermeedheb vermeden
jij, je, uvermijdtvermeedhebt vermeden
hij, zij, hetvermijdtvermeedheeft vermeden
wijvermijdenvermedenhebben vermeden
jullievermijdenvermedenhebben vermeden
zij, zevermijdenvermedenhebben vermeden

Presens
Beta

Example presens sentences for Vermijden with some of the pronouns.

  • Ik vermijd drukke plaatsen tijdens de pandemie.
  • Jij vermijdt conflicten door goed te communiceren.
  • Hij vermijdt suiker in zijn dieet.
  • Zij vermijdt laat opblijven voor een goede nachtrust.
  • Wij vermijden het gebruik van plastic zakken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vermijden with some of the pronouns.

  • Ik vermeed drukke plaatsen voordat de pandemie begon.
  • Jij vermeed conflicten door goed te communiceren.
  • Hij vermeed suiker in zijn dieet toen hij probeerde af te vallen.
  • Zij vermeed laat opblijven omdat ze vroeg moest opstaan.
  • Wij vermeden het gebruik van plastic zakken toen we milieubewuster werden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vermijden with some of the pronouns.

  • Ik heb drukke plaatsen tijdens de pandemie vermeden.
  • Jij hebt conflicten vermeden door goed te communiceren.
  • Hij heeft suiker in zijn dieet vermeden.
  • Zij heeft laat opblijven vermeden voor een goede nachtrust.
  • Wij hebben het gebruik van plastic zakken vermeden.