ontluiken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontluik | ontlook | heb ontloken |
jij, je, u | ontluikt | ontlook | hebt ontloken |
hij, zij, het | ontluikt | ontlook | heeft ontloken |
wij | ontluiken | ontloken | hebben ontloken |
jullie | ontluiken | ontloken | hebben ontloken |
zij, ze | ontluiken | ontloken | hebben ontloken |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontluiken with some of the pronouns.
- De bloem ontluikt in de lente.
- Ik ontluik als een jonge knop.
- Jij ontluikt tot een prachtige vlinder.
- De natuur ontluikt vol kleuren en geuren.
- Wij ontluiken samen als een nieuw begin.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontluiken with some of the pronouns.
- De bloem ontlook in de lente.
- Ik ontlook als een jonge knop.
- Jij ontlook tot een prachtige vlinder.
- De natuur ontlook vol kleuren en geuren.
- Wij ontlookten samen als een nieuw begin.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontluiken with some of the pronouns.
- De bloem is ontloken in de lente.
- Ik ben ontloken als een jonge knop.
- Jij bent ontloken tot een prachtige vlinder.
- De natuur is ontloken vol kleuren en geuren.
- Wij zijn samen ontloken als een nieuw begin.