inbouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bouw in | bouwde in | heb ingebouwd |
jij, je, u | bouwt in | bouwde in | hebt ingebouwd |
hij, zij, het | bouwt in | bouwde in | heeft ingebouwd |
wij | bouwen in | bouwden in | hebben ingebouwd |
jullie | bouwen in | bouwden in | hebben ingebouwd |
zij, ze | bouwen in | bouwden in | hebben ingebouwd |
Presens
Example presens sentences for Inbouwen with some of the pronouns.
- Ik bouw een nieuwe keuken in.
- Hij bouwt een huis in de stad.
- Wij bouwen een speeltuin in het park.
- Jullie bouwen een nieuwe motor in de auto.
- De vakman bouwt een kast in de slaapkamer.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Inbouwen with some of the pronouns.
- Ik bouwde vroeger zelf mijn meubels in.
- Hij bouwde altijd zijn eigen computers in elkaar.
- Wij bouwden als kinderen hutten in de tuin.
- Jullie bouwden een zwembad in de achtertuin.
- De timmerman bouwde oude schepen om tot zeiljachten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Inbouwen with some of the pronouns.
- Ik heb een nieuwe radiator ingebouwd.
- Hij heeft de airconditioning ingebouwd.
- Wij hebben nieuwe speakers in de auto ingebouwd.
- Jullie hebben een alarmsysteem ingebouwd.
- De monteur heeft de nieuwe keukenapparatuur ingebouwd.