meegeven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | geef mee | gaf mee | heb meegegeven |
jij, je, u | geeft mee | gaf mee | hebt meegegeven |
hij, zij, het | geeft mee | gaf mee | heeft meegegeven |
wij | geven mee | gaven mee | hebben meegegeven |
jullie | geven mee | gaven mee | hebben meegegeven |
zij, ze | geven mee | gaven mee | hebben meegegeven |
PresensBeta
Example presens sentences for Meegeven with some of the pronouns.
- Ik geef je deze boeken mee.
- Hij geeft zijn telefoonnummer altijd mee aan nieuwe collega's.
- Wij geven de kinderen hun lunchpakketten mee naar school.
- Jullie geven ons goede adviezen mee voor onze reis.
- De dokter geeft me een recept mee voor medicijnen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meegeven with some of the pronouns.
- Ik gaf je mijn paraplu mee omdat het regende.
- Hij gaf zijn zus altijd geld mee als ze naar de winkel ging.
- Wij gaven de hond zijn favoriete speeltje mee naar het park.
- Jullie gaven ons nuttige tips mee voor onze presentatie.
- De leraar gaf me extra huiswerk mee om te oefenen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meegeven with some of the pronouns.
- Ik heb je de instructies meegegeven.
- Hij heeft zijn bagage al meegegeven aan de chauffeur.
- Wij hebben haar een cadeau meegegeven voor haar verjaardag.
- Jullie hebben ons de sleutel meegegeven voordat jullie vertrokken.
- De ober heeft ons de menukaart meegegeven.