uitwijken

Conjugations List of Uitwijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwijk uitweek uitheb uitgeweken
jij, je, uwijkt uitweek uithebt uitgeweken
hij, zij, hetwijkt uitweek uitheeft uitgeweken
wijwijken uitweken uithebben uitgeweken
julliewijken uitweken uithebben uitgeweken
zij, zewijken uitweken uithebben uitgeweken

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitwijken with some of the pronouns.

  • Ik wijkt uit naar een rustigere omgeving.
  • Jij wijkt uit voor gevaarlijke situaties.
  • Hij/zij wijkt uit om files te vermijden.
  • Wij wijken uit naar een andere stad voor de vakantie.
  • Zij wijken uit naar het buitenland om te studeren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitwijken with some of the pronouns.

  • Ik week uit naar een rustigere omgeving.
  • Jij week uit voor gevaarlijke situaties.
  • Hij/zij week uit om files te vermijden.
  • Wij weken uit naar een andere stad voor de vakantie.
  • Zij weken uit naar het buitenland om te studeren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitwijken with some of the pronouns.

  • Ik ben uitgeweken naar een rustigere omgeving.
  • Jij bent uitgeweken voor gevaarlijke situaties.
  • Hij/zij is uitgeweken om files te vermijden.
  • Wij zijn uitgeweken naar een andere stad voor de vakantie.
  • Zij zijn uitgeweken naar het buitenland om te studeren.