omkomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kom om | kwam om | ben omgekomen |
jij, je, u | komt om | kwam om | bent omgekomen |
hij, zij, het | komt om | kwam om | is omgekomen |
wij | komen om | kwamen om | zijn omgekomen |
jullie | komen om | kwamen om | zijn omgekomen |
zij, ze | komen om | kwamen om | zijn omgekomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Omkomen with some of the pronouns.
- Ik kom om tijdens de oorlog.
- Jij komt om door een ongeluk.
- Hij/zij/het komt om door een ziekte.
- Wij komen om in het verkeer.
- Jullie komen om tijdens de natuurramp.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omkomen with some of the pronouns.
- Ik kwam om tijdens de storm.
- Jij kwam om door een val.
- Hij/zij/het kwam om door ouderdom.
- Wij kwamen om in een autobotsing.
- Jullie kwamen om tijdens de overstroming.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omkomen with some of the pronouns.
- Ik ben omgekomen in een brand.
- Jij bent omgekomen door verdrinking.
- Hij/zij/het is omgekomen in een vliegtuigongeluk.
- Wij zijn omgekomen bij een aardbeving.
- Jullie zijn omgekomen door vergiftiging.