beconcurreren

Conjugations List of Beconcurreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeconcurreerbeconcurreerdeheb beconcurreerd
jij, je, ubeconcurreertbeconcurreerdehebt beconcurreerd
hij, zij, hetbeconcurreertbeconcurreerdeheeft beconcurreerd
wijbeconcurrerenbeconcurreerdenhebben beconcurreerd
julliebeconcurrerenbeconcurreerdenhebben beconcurreerd
zij, zebeconcurrerenbeconcurreerdenhebben beconcurreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Beconcurreren with some of the pronouns.

  • Wij concurreren met andere bedrijven.
  • Jij concurreert in de markt.
  • Hij/zij/het concurreert om klanten.
  • Wij concurreren op prijs en kwaliteit.
  • Jullie concurreren met succes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beconcurreren with some of the pronouns.

  • Vroeger concurreerde ik met mijn collega's.
  • Toen we jonger waren, beconcurreerden we elkaar constant.
  • Het bedrijf waar ik werkte, concurreerde agressief in die tijd.
  • Tijdens de crisisperiode moesten we zwaar tegen elkaar opboksen.
  • Onze producten werden vroeger niet goed beconcurreerd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beconcurreren with some of the pronouns.

  • Ik heb geconcurreerd met mijn concurrenten.
  • Jij bent met succes de competitie aangegaan.
  • Hij/zij/het heeft fel beconcurreerd.
  • Wij zijn de afgelopen maand sterk geweest in de concurrentiestrijd.
  • Jullie hebben jezelf goed geprofileerd en geconcurreerd.