aanraden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | raad aan | raadde aan;ried aan | heb aangeraden |
jij, je, u | raadt aan | raadde aan;ried aan | hebt aangeraden |
hij, zij, het | raadt aan | raadde aan;ried aan | heeft aangeraden |
wij | raden aan | raadden aan;rieden aan | hebben aangeraden |
jullie | raden aan | raadden aan;rieden aan | hebben aangeraden |
zij, ze | raden aan | raadden aan;rieden aan | hebben aangeraden |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanraden with some of the pronouns.
- Ik raad je aan om naar de film te gaan.
- Hij raadt me aan om vaker te sporten.
- Wij raden jullie aan om op tijd te vertrekken.
- De dokter raadt haar aan om meer rust te nemen.
- Jullie raden ons aan om dat boek te lezen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanraden with some of the pronouns.
- Ik raadde je aan om naar de film te gaan.
- Hij raadde me aan om vaker te sporten.
- Wij raadden jullie aan om op tijd te vertrekken.
- De dokter raadde haar aan om meer rust te nemen.
- Jullie raadden ons aan om dat boek te lezen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanraden with some of the pronouns.
- Ik heb je aangeraden om naar de film te gaan.
- Hij heeft me aangeraden om vaker te sporten.
- Wij hebben jullie aangeraden om op tijd te vertrekken.
- De dokter heeft haar aangeraden om meer rust te nemen.
- Jullie hebben ons aangeraden om dat boek te lezen.