annuleren

Conjugations List of Annuleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikannuleerannuleerdeheb geannuleerd
jij, je, uannuleertannuleerdehebt geannuleerd
hij, zij, hetannuleertannuleerdeheeft geannuleerd
wijannulerenannuleerdenhebben geannuleerd
jullieannulerenannuleerdenhebben geannuleerd
zij, zeannulerenannuleerdenhebben geannuleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Annuleren with some of the pronouns.

  • Ik annuleer mijn reservering voor het concert.
  • Jij annuleert je afspraak met de tandarts.
  • Hij annuleert zijn vlucht vanwege slecht weer.
  • Zij annuleert het feest vanwege onvoorziene omstandigheden.
  • We annuleren de vergadering vanwege een noodgeval.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Annuleren with some of the pronouns.

  • Vroeger annuleerde ik vaak plannen op het laatste moment.
  • Toen ik ziek was, annuleerde jij al mijn afspraken.
  • Hij annuleerde regelmatig zijn deelname aan sportevenementen.
  • Zij annuleerden hun vakantie vanwege familieomstandigheden.
  • In het verleden annuleerden we soms feestjes vanwege ongunstige weersomstandigheden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Annuleren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn bestelling geannuleerd omdat ik een verkeerd product had gekozen.
  • Jij hebt je vakantie geannuleerd vanwege gezondheidsproblemen.
  • Hij heeft zijn abonnement geannuleerd vanwege de hoge kosten.
  • Zij hebben hun hotelreservering geannuleerd vanwege een wijziging in hun reisplannen.
  • We hebben het evenement geannuleerd vanwege een gebrek aan belangstelling.