speechen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | speech | speechte | heb gespeecht |
jij, je, u | speecht | speechte | hebt gespeecht |
hij, zij, het | speecht | speechte | heeft gespeecht |
wij | speechen | speechten | hebben gespeecht |
jullie | speechen | speechten | hebben gespeecht |
zij, ze | speechen | speechten | hebben gespeecht |
Presens
Example presens sentences for Speechen with some of the pronouns.
- Ik speech regelmatig op conferenties.
- Jij speecht vaak voor een groot publiek.
- Hij/zij/het speecht met passie en overtuiging.
- Wij speechen tijdens de vergadering.
- Jullie speechen op de diplomauitreiking.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Speechen with some of the pronouns.
- Vroeger speechte ik altijd met zenuwen.
- Jij speechte vloeiend in het Nederlands toen je jong was.
- Hij/zij/het speechte gisteren gedreven en gemotiveerd.
- Wij speechten vroeger samen op schoolfeesten.
- Jullie speechten elke week tijdens de debatclub.
Perfectum
Example perfectum sentences for Speechen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een toespraak gehouden.
- Jij hebt al meerdere keren gespeecht op evenementen.
- Hij/zij/het heeft een inspirerende lezing gegeven.
- Wij hebben onze presentatie afgerond en gespeecht.
- Jullie hebben de afgelopen maand veelvuldig gespeecht.