volgooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gooi vol | gooide vol | heb volgegooid |
jij, je, u | gooit vol | gooide vol | hebt volgegooid |
hij, zij, het | gooit vol | gooide vol | heeft volgegooid |
wij | gooien vol | gooiden vol | hebben volgegooid |
jullie | gooien vol | gooiden vol | hebben volgegooid |
zij, ze | gooien vol | gooiden vol | hebben volgegooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Volgooien with some of the pronouns.
- Ik gooi de vuilnisbak vol.
- Jij gooit je glas vol met water.
- Hij gooit de bal vol kracht.
- Wij gooien de tafel vol met eten.
- Zij gooien de emmer vol met zand.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Volgooien with some of the pronouns.
- Ik gooide de mand vol met appels.
- Jij gooide je tas vol met boeken.
- Hij gooide de doos vol met speelgoed.
- Wij gooiden de zak vol met snoep.
- Zij gooiden de schaal vol met fruit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Volgooien with some of the pronouns.
- Ik heb de prullenbak volgegooid.
- Jij hebt je beker volgegooid met melk.
- Hij heeft de fles volgegooid met wijn.
- Wij hebben het bad volgegooid met warm water.
- Zij hebben de koffer volgegooid met kleding.