afprijzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | prijs af | prijsde af | heb afgeprijsd |
jij, je, u | prijst af | prijsde af | hebt afgeprijsd |
hij, zij, het | prijst af | prijsde af | heeft afgeprijsd |
wij | prijzen af | prijsden af | hebben afgeprijsd |
jullie | prijzen af | prijsden af | hebben afgeprijsd |
zij, ze | prijzen af | prijsden af | hebben afgeprijsd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afprijzen with some of the pronouns.
- Ik prijs de nieuwe collectie af.
- Jij prijst de producten af.
- Hij/zij prijst de aanbieding af.
- Wij prijzen de kledingstukken af.
- Zij prijzen de prijzen af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afprijzen with some of the pronouns.
- Ik prijs de producten af (vroeger).
- Jij prijsde de artikelen af (vroeger).
- Hij/zij prijsde de kledingstukken af (vroeger).
- Wij prijsden de aanbieding af (vroeger).
- Zij prijsden de prijzen af (vroeger).
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afprijzen with some of the pronouns.
- Ik heb de artikelen afgeprijsd.
- Jij hebt de voorraad afgeprijsd.
- Hij/zij heeft de producten afgeprijsd.
- Wij hebben de korting afgeprijsd.
- Zij hebben de items afgeprijsd.