bijhouden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hou bij | hield bij | heb bijgehouden |
jij, je, u | houdt bij | hield bij | hebt bijgehouden |
hij, zij, het | houdt bij | hield bij | heeft bijgehouden |
wij | houden bij | hielden bij | hebben bijgehouden |
jullie | houden bij | hielden bij | hebben bijgehouden |
zij, ze | houden bij | hielden bij | hebben bijgehouden |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijhouden with some of the pronouns.
- Ik houd mijn agenda bij.
- Jij houdt je financiën bij.
- Hij/Zij houdt de score bij.
- Wij houden de voorraad bij.
- Jullie houden de tijd bij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijhouden with some of the pronouns.
- Ik hield mijn agenda bij.
- Jij hield je financiën bij.
- Hij/Zij hield de score bij.
- Wij hielden de voorraad bij.
- Jullie hielden de tijd bij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijhouden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn agenda bijgehouden.
- Jij hebt je financiën bijgehouden.
- Hij/Zij heeft de score bijgehouden.
- Wij hebben de voorraad bijgehouden.
- Jullie hebben de tijd bijgehouden.