aanvinken

Conjugations List of Aanvinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvink aanvinkte aanheb aangevinkt
jij, je, uvinkt aanvinkte aanhebt aangevinkt
hij, zij, hetvinkt aanvinkte aanheeft aangevinkt
wijvinken aanvinkten aanhebben aangevinkt
jullievinken aanvinkten aanhebben aangevinkt
zij, zevinken aanvinkten aanhebben aangevinkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanvinken with some of the pronouns.

  • Ik vink het vakje aan op het formulier.
  • Jij vinkt de optie aan in het menu.
  • Hij of zij vinkt alle benodigde items aan.
  • Wij vinken de taken één voor één af op de lijst.
  • Jullie vinken altijd de juiste antwoorden aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanvinken with some of the pronouns.

  • Ik vinkte het vakje aan op het formulier.
  • Jij vinkte de optie aan in het menu.
  • Hij of zij vinkte alle benodigde items aan.
  • Wij vinkten de taken één voor één af op de lijst.
  • Jullie vinkten altijd de juiste antwoorden aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanvinken with some of the pronouns.

  • Ik heb het vakje aangevinkt op het formulier.
  • Jij hebt de optie aangevinkt in het menu.
  • Hij of zij heeft alle benodigde items aangevinkt.
  • Wij hebben de taken één voor één aangevinkt op de lijst.
  • Jullie hebben altijd de juiste antwoorden aangevinkt.