bekrachtigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekrachtig | bekrachtigde | heb bekrachtigd |
jij, je, u | bekrachtigt | bekrachtigde | hebt bekrachtigd |
hij, zij, het | bekrachtigt | bekrachtigde | heeft bekrachtigd |
wij | bekrachtigen | bekrachtigden | hebben bekrachtigd |
jullie | bekrachtigen | bekrachtigden | hebben bekrachtigd |
zij, ze | bekrachtigen | bekrachtigden | hebben bekrachtigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekrachtigen with some of the pronouns.
- Ik bekrachtig de beslissing van de jury.
- Jij bekrachtigt je belofte om te helpen.
- Hij bekrachtigt de overeenkomst met zijn handtekening.
- Zij bekrachtigen de afspraken met een officieel document.
- Wij bekrachtigen onze steun aan het goede doel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekrachtigen with some of the pronouns.
- Ik bekrachtigde de beslissing van de jury.
- Jij bekrachtigde je belofte om te helpen.
- Hij bekrachtigde de overeenkomst met zijn handtekening.
- Zij bekrachtigden de afspraken met een officieel document.
- Wij bekrachtigden onze steun aan het goede doel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekrachtigen with some of the pronouns.
- Ik heb de beslissing van de jury bekrachtigd.
- Jij hebt je belofte om te helpen bekrachtigd.
- Hij heeft de overeenkomst met zijn handtekening bekrachtigd.
- Zij hebben de afspraken met een officieel document bekrachtigd.
- Wij hebben onze steun aan het goede doel bekrachtigd.