weigeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | weiger | weigerde | heb geweigerd |
jij, je, u | weigert | weigerde | hebt geweigerd |
hij, zij, het | weigert | weigerde | heeft geweigerd |
wij | weigeren | weigerden | hebben geweigerd |
jullie | weigeren | weigerden | hebben geweigerd |
zij, ze | weigeren | weigerden | hebben geweigerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Weigeren with some of the pronouns.
- Ik weiger om deel te nemen aan dat evenement.
- Jij weigert altijd advies aan te nemen.
- Hij weigert zijn excuses aan te bieden.
- Wij weigeren de voorwaarden te accepteren.
- Zij weigeren met elkaar te praten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weigeren with some of the pronouns.
- Ik weigerde om deel te nemen aan dat evenement.
- Jij weigerde altijd advies aan te nemen.
- Hij weigerde zijn excuses aan te bieden.
- Wij weigerden de voorwaarden te accepteren.
- Zij weigerden met elkaar te praten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weigeren with some of the pronouns.
- Ik heb geweigerd om mee te doen aan dat evenement.
- Jij hebt altijd geweigerd advies aan te nemen.
- Hij heeft zijn excuses geweigerd aan te bieden.
- Wij hebben de voorwaarden geweigerd te accepteren.
- Zij hebben geweigerd met elkaar te praten.