ontruimen

Conjugations List of Ontruimen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontruimontruimdeheb ontruimd
jij, je, uontruimtontruimdehebt ontruimd
hij, zij, hetontruimtontruimdeheeft ontruimd
wijontruimenontruimdenhebben ontruimd
jullieontruimenontruimdenhebben ontruimd
zij, zeontruimenontruimdenhebben ontruimd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontruimen with some of the pronouns.

  • We ontruimen het gebouw elke maand voor een veiligheidscontrole.
  • Jij ontruimt altijd snel en efficiĆ«nt in geval van nood.
  • De brandweerlieden ontruimen het pand tijdens de oefening.
  • Wij ontruimen de kamers na elke gast vertrekt.
  • De gemeente ontruimt illegale kraakpanden regelmatig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontruimen with some of the pronouns.

  • Vroeger ontruimden we de klaslokalen aan het einde van elke schooldag.
  • Toen hij binnenkwam, waren we net de vergaderzaal aan het ontruimen.
  • Tijdens de storm ontruimden de bewoners hun huizen uit voorzorg.
  • Gisteravond ontruimden we het plein nadat het evenement was afgelopen.
  • Terwijl ik aan het verhuizen was, ontruimde mijn vriend de oude woning.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontruimen with some of the pronouns.

  • Ik heb het huis vorige week ontruimd nadat de huurder vertrokken was.
  • Heb jij ooit een gebouw ontruimd voor een noodsituatie?
  • De politie heeft de demonstranten ontruimd om de openbare orde te herstellen.
  • We zijn alle spullen aan het inpakken nadat we het appartement hebben ontruimd.
  • Hebben jullie de straat ontruimd voor de parade gisteren?