bewolken

Conjugations List of Bewolken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbewolkbewolkteben bewolkt
jij, je, ubewolktbewolktebent bewolkt
hij, zij, hetbewolktbewolkteis bewolkt
wijbewolkenbewolktenzijn bewolkt
julliebewolkenbewolktenzijn bewolkt
zij, zebewolkenbewolktenzijn bewolkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Bewolken with some of the pronouns.

  • De wolken bewolken de hemel vandaag.
  • Ik bewolk de lucht met mijn adem.
  • Jij bewolkt het landschap met je sombere gedachten.
  • Hij bewolkt de sfeer door constant te klagen.
  • Wij bewolken de atmosfeer met onze uitstoot.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bewolken with some of the pronouns.

  • De wolken bewolkten de hemel gisteren.
  • Ik bewolkte de lucht met mijn adem.
  • Jij bewolkte het landschap met je sombere gedachten.
  • Hij bewolkte de sfeer door constant te klagen.
  • Wij bewolkten de atmosfeer met onze uitstoot.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bewolken with some of the pronouns.

  • De wolken hebben de hemel bewolkt.
  • Ik heb de lucht bewolkt met mijn adem.
  • Jij hebt het landschap bewolkt met je sombere gedachten.
  • Hij heeft de sfeer bewolkt door constant te klagen.
  • Wij hebben de atmosfeer bewolkt met onze uitstoot.