inspreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spreek in | sprak in | heb ingesproken |
jij, je, u | spreekt in | sprak in | hebt ingesproken |
hij, zij, het | spreekt in | sprak in | heeft ingesproken |
wij | spreken in | spraken in | hebben ingesproken |
jullie | spreken in | spraken in | hebben ingesproken |
zij, ze | spreken in | spraken in | hebben ingesproken |
PresensBeta
Example presens sentences for Inspreken with some of the pronouns.
- Ik spreek de tekst in voor de radioreclame.
- Jij spreekt de boodschap in op de voicemail.
- Hij spreekt zijn gedachten in tijdens de vergadering.
- We spreken de voice-over in voor de documentaire.
- Jullie spreken de instructies in voor de audiotour.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inspreken with some of the pronouns.
- Ik sprak de tekst in voor de radioreclame.
- Jij sprak de boodschap in op de voicemail.
- Hij sprak zijn gedachten in tijdens de vergadering.
- We spraken de voice-over in voor de documentaire.
- Jullie spraken de instructies in voor de audiotour.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inspreken with some of the pronouns.
- Ik heb de tekst ingesproken voor de radioreclame.
- Jij hebt de boodschap ingesproken op de voicemail.
- Hij heeft zijn gedachten ingesproken tijdens de vergadering.
- We hebben de voice-over ingesproken voor de documentaire.
- Jullie hebben de instructies ingesproken voor de audiotour.