bouten

Conjugations List of Bouten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboutboutteheb gebout
jij, je, uboutbouttehebt gebout
hij, zij, hetboutboutteheeft gebout
wijboutenbouttenhebben gebout
jullieboutenbouttenhebben gebout
zij, zeboutenbouttenhebben gebout

Presens
Beta

Example presens sentences for Bouten with some of the pronouns.

  • Ik bout regelmatig meubels in elkaar.
  • Jij bout de schroeven te strak aan.
  • Hij/Zij bout een nieuwe lamp aan het plafond.
  • Wij bouten de planken stevig vast.
  • Jullie bouten de bouten en moeren goed aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bouten with some of the pronouns.

  • Vroeger, toen ik jong was, boutte ik vaak met mijn vader.
  • Toen jij binnenkwam, was ik net aan het bouten.
  • Hij/Zij boutte altijd met veel precisie.
  • Wij boutten vroeger hele meubels zelf in elkaar.
  • Elke zaterdagmiddag boutten jullie samen in de garage.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bouten with some of the pronouns.

  • Ik heb de bouten gisteren vastgebout.
  • Jij hebt de kapotte bout vervangen.
  • Hij/Zij heeft de tafel stevig vastgebout.
  • Wij hebben de bouten losgedraaid.
  • Jullie hebben de bouten goed aangebout.