aanblijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | blijf aan | bleef aan | ben aangebleven |
jij, je, u | blijft aan | bleef aan | bent aangebleven |
hij, zij, het | blijft aan | bleef aan | is aangebleven |
wij | blijven aan | bleven aan | zijn aangebleven |
jullie | blijven aan | bleven aan | zijn aangebleven |
zij, ze | blijven aan | bleven aan | zijn aangebleven |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanblijven with some of the pronouns.
- Ik blijf aan tot het einde van de vergadering.
- Jij blijft aan om de klanten te helpen.
- Hij blijft aan als manager van het team.
- Zij blijven aan om het project af te ronden.
- Wij blijven aanwezig tijdens de hele training.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanblijven with some of the pronouns.
- Ik bleef aan tot het einde van de vergadering.
- Jij bleef aan om de klanten te helpen.
- Hij bleef aan als manager van het team.
- Zij bleven aan om het project af te ronden.
- Wij bleven aanwezig tijdens de hele training.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanblijven with some of the pronouns.
- Ik ben aanblijven tot het einde van de vergadering.
- Jij bent aanblijven om de klanten te helpen.
- Hij is aanblijven als manager van het team.
- Zij zijn aanblijven om het project af te ronden.
- Wij zijn aanwezig gebleven tijdens de hele training.