baden

Conjugations List of Baden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbaadbaaddeheb gebaad
jij, je, ubaadtbaaddehebt gebaad
hij, zij, hetbaadtbaaddeheeft gebaad
wijbadenbaaddenhebben gebaad
julliebadenbaaddenhebben gebaad
zij, zebadenbaaddenhebben gebaad

Presens
Beta

Example presens sentences for Baden with some of the pronouns.

  • Ik baad in de zee.
  • Jij baadt graag in het zwembad.
  • Hij baadt zich in luxe.
  • Wij baden samen in de rivier.
  • Zij baden na het sporten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Baden with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, baadde ik vaak in het meer.
  • Vroeger baadde jij dagelijks in het buitenzwembad.
  • Hij baadde regelmatig in de warmwaterbronnen.
  • Wij baadden altijd samen in de zee tijdens onze vakanties.
  • Zij baadden langdurig in het bubbelbad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Baden with some of the pronouns.

  • Ik heb gebaad in het thermaalbad.
  • Jij bent in de oceaan gebaad.
  • Hij heeft zich verfrist en gebaad in de waterval.
  • Wij zijn gisteren in de zee gebaad.
  • Zij hebben zich ontspannen en gebaad in de jacuzzi.