bijeenzetten

Conjugations List of Bijeenzetten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzet bijeenzette bijeenheb bijeengezet
jij, je, uzet bijeenzette bijeenhebt bijeengezet
hij, zij, hetzet bijeenzette bijeenheeft bijeengezet
wijzetten bijeenzetten bijeenhebben bijeengezet
julliezetten bijeenzetten bijeenhebben bijeengezet
zij, zezetten bijeenzetten bijeenhebben bijeengezet

Presens

Example presens sentences for Bijeenzetten with some of the pronouns.

  • Ik zet de stoelen bijeen.
  • Hij zet de presentatie bijeen.
  • Wij zetten de tentoonstelling bijeen.
  • Jullie zetten de meubels bijeen.
  • De studenten zetten de onderzoeksresultaten bijeen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bijeenzetten with some of the pronouns.

  • Ik zette de stoelen bijeen.
  • Hij zette de presentatie bijeen.
  • Wij zetten de tentoonstelling bijeen.
  • Jullie zetten de meubels bijeen.
  • De studenten zetten de onderzoeksresultaten bijeen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bijeenzetten with some of the pronouns.

  • Ik heb de stoelen bijeengezet.
  • Hij heeft de presentatie bijeengezet.
  • Wij hebben de tentoonstelling bijeengezet.
  • Jullie hebben de meubels bijeengezet.
  • De studenten hebben de onderzoeksresultaten bijeengezet.