verrassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verras | verraste | heb verrast |
jij, je, u | verrast | verraste | hebt verrast |
hij, zij, het | verrast | verraste | heeft verrast |
wij | verrassen | verrasten | hebben verrast |
jullie | verrassen | verrasten | hebben verrast |
zij, ze | verrassen | verrasten | hebben verrast |
PresensBeta
Example presens sentences for Verrassen with some of the pronouns.
- Ik verras mijn vrienden met een surpriseparty.
- Jij verrast me altijd met je creatieve cadeaus.
- Hij verrast zijn ouders met een reis naar het buitenland.
- Zij verrassen hun kinderen met een dagje uit naar de dierentuin.
- Wij verrassen onze gasten met heerlijke zelfgemaakte taarten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verrassen with some of the pronouns.
- Ik verraste mijn vrienden met een surpriseparty.
- Jij verraste me altijd met je creatieve cadeaus.
- Hij verraste zijn ouders met een reis naar het buitenland.
- Zij verrasten hun kinderen met een dagje uit naar de dierentuin.
- Wij verrasten onze gasten met heerlijke zelfgemaakte taarten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verrassen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vrienden verrast met een surpriseparty.
- Jij hebt me altijd verrast met je creatieve cadeaus.
- Hij heeft zijn ouders verrast met een reis naar het buitenland.
- Zij hebben hun kinderen verrast met een dagje uit naar de dierentuin.
- Wij hebben onze gasten verrast met heerlijke zelfgemaakte taarten.