voorwerken

Conjugations List of Voorwerken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerk voorwerkte voorheb voorgewerkt
jij, je, uwerkt voorwerkte voorhebt voorgewerkt
hij, zij, hetwerkt voorwerkte voorheeft voorgewerkt
wijwerken voorwerkten voorhebben voorgewerkt
julliewerken voorwerkten voorhebben voorgewerkt
zij, zewerken voorwerkten voorhebben voorgewerkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorwerken with some of the pronouns.

  • Ik werk voor aan mijn project.
  • Jij werkt voor in de tuin.
  • Hij werkt voor bij een restaurant.
  • Zij werkt voor als vrijwilliger.
  • Wij werken voor aan een betere toekomst.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorwerken with some of the pronouns.

  • Ik werkte voor aan mijn project.
  • Jij werkte voor in de tuin.
  • Hij werkte voor bij een restaurant.
  • Zij werkte voor als vrijwilliger.
  • Wij werkten voor aan een betere toekomst.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorwerken with some of the pronouns.

  • Ik heb voor aan mijn project gewerkt.
  • Jij hebt voor in de tuin gewerkt.
  • Hij heeft voor bij een restaurant gewerkt.
  • Zij heeft voor als vrijwilliger gewerkt.
  • Wij hebben voor aan een betere toekomst gewerkt.