rijzen

Conjugations List of Rijzen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrijsreesheb gerezen
jij, je, urijstreeshebt gerezen
hij, zij, hetrijstreesheeft gerezen
wijrijzenrezenhebben gerezen
jullierijzenrezenhebben gerezen
zij, zerijzenrezenhebben gerezen

Presens
Beta

Example presens sentences for Rijzen with some of the pronouns.

  • De zon rijst elke ochtend op in het oosten.
  • Ik rijz nu naar de top van de berg.
  • De interesse in duurzaamheid rijst snel.
  • Wanneer rijst de maan vanavond?
  • Mijn hoop rijst op een positieve uitkomst.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rijzen with some of the pronouns.

  • Vroeger rees de zon langzamer op.
  • Toen ik jong was, rees ik vaak vroeg op.
  • De interesse in duurzaamheid rees gestaag.
  • Gisteren rees de maan prachtig op aan de horizon.
  • Mijn hoop rees toen ik het goede nieuws hoorde.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rijzen with some of the pronouns.

  • De zon is vanmorgen opgerijzen.
  • Ik ben naar de top van de berg opgerijzen.
  • De interesse in duurzaamheid is snel opgerijzen.
  • De maan is gisteravond opgerijzen.
  • Mijn hoop is op een positieve uitkomst opgerijzen.