krijgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | krijg | kreeg | heb gekregen |
jij, je, u | krijgt | kreeg | hebt gekregen |
hij, zij, het | krijgt | kreeg | heeft gekregen |
wij | krijgen | kregen | hebben gekregen |
jullie | krijgen | kregen | hebben gekregen |
zij, ze | krijgen | kregen | hebben gekregen |
PresensBeta
Example presens sentences for Krijgen with some of the pronouns.
- Ik krijg een cadeau voor mijn verjaardag.
- Jij krijgt goede cijfers op school.
- Hij krijgt altijd honger na het sporten.
- Wij krijgen veel bezoek tijdens de vakantie.
- Zij krijgen een nieuwe auto van hun ouders.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Krijgen with some of the pronouns.
- Ik kreeg altijd cadeaus voor mijn verjaardag.
- Jij kreeg goede cijfers op school.
- Hij kreeg altijd honger na het sporten.
- Wij kregen veel bezoek tijdens de vakantie.
- Zij kregen een nieuwe auto van hun ouders.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Krijgen with some of the pronouns.
- Ik heb een cadeau gekregen voor mijn verjaardag.
- Jij hebt goede cijfers gekregen op school.
- Hij heeft altijd honger gekregen na het sporten.
- Wij hebben veel bezoek gekregen tijdens de vakantie.
- Zij hebben een nieuwe auto gekregen van hun ouders.