teruggaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga terug | ging terug | ben teruggegaan |
jij, je, u | gaat terug | ging terug | bent teruggegaan |
hij, zij, het | gaat terug | ging terug | is teruggegaan |
wij | gaan terug | gingen terug | zijn teruggegaan |
jullie | gaan terug | gingen terug | zijn teruggegaan |
zij, ze | gaan terug | gingen terug | zijn teruggegaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Teruggaan with some of the pronouns.
- Ik ga terug naar mijn geboorteplaats.
- Jij gaat altijd met de fiets terug naar huis.
- Hij/zij gaat regelmatig terug naar zijn/haar favoriete vakantiebestemming.
- Wij gaan morgen terug naar het museum.
- Jullie gaan vaak samen terug naar die gezellige kroeg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Teruggaan with some of the pronouns.
- Ik ging vroeger altijd terug naar mijn oude buurt om vrienden te bezoeken.
- Jij ging regelmatig terug naar dat prachtige strand in Spanje.
- Hij/zij ging elke zondag terug naar de kerk voor de mis.
- Wij gingen vroeger elk jaar terug naar ons geboorteland om familie te zien.
- Jullie gingen vaak samen terug naar dat leuke café in de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Teruggaan with some of the pronouns.
- Ik ben teruggegaan naar de supermarkt om melk te halen.
- Jij bent gisteren teruggegaan naar het theater om de voorstelling te zien.
- Hij/zij is vorige week teruggegaan naar de universiteit om zijn/haar studie voort te zetten.
- Wij zijn afgelopen zomer teruggegaan naar Frankrijk voor een ontspannen vakantie.
- Jullie zijn onlangs teruggegaan naar het restaurant waar jullie voor het eerst hebben gegeten.