drogen

Conjugations List of Drogen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdroogdroogdeheb gedroogd
jij, je, udroogtdroogdehebt gedroogd
hij, zij, hetdroogtdroogdeheeft gedroogd
wijdrogendroogdenhebben gedroogd
julliedrogendroogdenhebben gedroogd
zij, zedrogendroogdenhebben gedroogd

Presens
Beta

Example presens sentences for Drogen with some of the pronouns.

  • Ik droog mijn kleren op een rekje.
  • Hij droogt zijn haar met een föhn.
  • Wij drogen de afwas met een theedoek.
  • Jullie drogen de natte handdoeken buiten in de zon.
  • De wasmachine droogt de was automatisch.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Drogen with some of the pronouns.

  • Toen ik thuiskwam, droogde mijn moeder de was in de tuin.
  • Hij droogde zijn haren met een handdoek na het douchen.
  • Wij droogden de verf op het schilderij met een föhn.
  • Jullie droogden de natte kleren op het balkon.
  • Vroeger droogde men fruit en groenten in de zon.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Drogen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn natte schoenen gedroogd bij de verwarming.
  • Hij heeft de verf op het doek laten drogen.
  • Wij hebben onze handen grondig gedroogd na het wassen.
  • Jullie hebben de natte spullen snel gedroogd met een ventilator.
  • De zon heeft de was buiten gedroogd.