aanstaan

Conjugations List of Aanstaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksta aanstond aanheb aangestaan
jij, je, ustaat aanstond aanhebt aangestaan
hij, zij, hetstaat aanstond aanheeft aangestaan
wijstaan aanstonden aanhebben aangestaan
julliestaan aanstonden aanhebben aangestaan
zij, zestaan aanstonden aanhebben aangestaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanstaan with some of the pronouns.

  • Ik sta aan bij de bushalte.
  • Jij staat aan de telefoon te praten.
  • Hij staat aan het raam te kijken.
  • Wij staan aan de startlijn van de race.
  • Zij staan aan de kassa in de supermarkt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanstaan with some of the pronouns.

  • Ik stond aan de deur te luisteren.
  • Jij stond aan de zijlijn te juichen.
  • Hij stond aan de balie te wachten.
  • Wij stonden aan de keukentafel te eten.
  • Zij stonden aan de bar te dansen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanstaan with some of the pronouns.

  • Ik ben aangestaan toen de wekker afging.
  • Jij bent al een uur aangestaan om op de bus te wachten.
  • Hij is aanstaan sinds vanochtend vroeg.
  • Wij zijn net aangestaan om naar het concert te gaan.
  • Zij zijn gisteravond aangestaan tot laat in de nacht.