zinken

Conjugations List of Zinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzinkzonkben gezonken
jij, je, uzinktzonkbent gezonken
hij, zij, hetzinktzonkis gezonken
wijzinkenzonkenzijn gezonken
julliezinkenzonkenzijn gezonken
zij, zezinkenzonkenzijn gezonken

Presens
Beta

Example presens sentences for Zinken with some of the pronouns.

  • Het schip zinkt langzaam naar de bodem van de oceaan.
  • De boot zinkt door een lek in de romp.
  • Wanneer het waterpeil stijgt, zinken de kades onder water.
  • De loodgieter repareert de leiding voordat het helemaal zal zinken.
  • Als we niet oppassen, zinken we in de modderige grond.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zinken with some of the pronouns.

  • Vroeger zonken houten schepen gemakkelijker dan moderne boten.
  • Toen ik jong was, zonk ik per ongeluk mijn speelgoedbootje in de vijver.
  • Elke keer als het regende, zonk de tuin van onze buurman helemaal onder water.
  • In de vorige eeuw zonken veel schepen door piraterij in deze wateren.
  • Terwijl de zon onderging, zonk het gevoel van verdriet diep in zijn hart.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zinken with some of the pronouns.

  • Het schip is gisteren gezonken tijdens de storm.
  • Ik ben nog nooit in een boot gezeten die is gezonken.
  • Hebben jullie gehoord dat de oude zeeman in 1970 is gezonken?
  • Nadat de dief het gestolen sieraad had verkocht, is hij spoorloos gezonken.
  • Zijn wens om met de Titanic te varen is helaas nooit uitgekomen; het schip is gezonken voordat hij kon gaan.